Sinds februari 2021 is een jaarlijkse taks op effectenrekeningen van kracht.
Wie moet deze effectentaks betalen?
De taks geldt voor effectenrekeningen met een gemiddelde waarde van meer dan 1 miljoen euro. Het zijn de effectenrekeningen en niet de houders ervan die de effectentaks viseert. Mogelijk moet dus taks worden betaald op een effectenrekening die door meerdere rekeninghouders wordt aangehouden.
Voor Belgische ingezetenen betreft de taks alle effectenrekeningen, dus zowel die in België als die in het buitenland.
Voor niet-ingezetenen betreft de taks alleen hun effectenrekeningen in België.
Daarbij doet het er niet toe of de effectenrekeningen worden aangehouden door natuurlijke personen, rechtspersonen (bv. vennootschappen, vzw’s, stichtingen ...) of oprichters van juridische constructies.
Voor niet-ingezetenen is een uitzondering voorzien. Enkel hun effectenrekeningen bij Belgische financiële instellingen zijn aan de effectentaks onderworpen, tenzij zij zich kunnen beroepen op een dubbelbelastingverdrag dat de heffingsbevoegdheid aan de woonstaat toewijst.
Welke effecten vallen onder de effectentaks?
De effectentaks geldt voor alle financiële instrumenten en geldmiddelen op een effectenrekening.
Het gaat daarbij onder meer om:
- Rechten van deelneming in beleggingsfondsen
- Aandelen
- Obligaties
- Kasbons
- Trackers
- Swaps
- Opties
- Geldmiddelen aangehouden op een effectenrekening.
Sommige verzekeringsproducten vallen onrechtstreeks onder de effectentaks, omdat de verzekeringsonderneming ze op een effectenrekening aanhoudt.
Voor activa en monetaire activa die niet op een effectenrekening staan, geldt de taks echter niet.
Hoe wordt de effectentaks berekend?
De effectentaks wordt enkel geheven op effectenrekeningen met daarop minstens 1 miljoen euro.
Het aantal houders van een effectenrekening speelt geen rol. Er wordt alleen rekening gehouden met haar gemiddelde waarde. Zo moet bijvoorbeeld effectentaks worden betaald op een effectenrekening met een gemiddelde waarde van 1,6 miljoen euro, ook al wordt die door 4 titularissen in gelijke delen aangehouden.
Om de gemiddelde waarde van de effectenrekening te bepalen, baseert de fiscus zich op een referentieperiode die loopt van 1 oktober tot en met 30 september van het daaropvolgende jaar. Concreet bekijkt hij de waarde van de effectenrekening op vier datums (31 december, 31 maart, 30 juni en 30 september) en berekent hij op basis daarvan de gemiddelde waarde.
Bedraagt die gemiddelde waarde meer dan 1 miljoen euro, dan moet effectentaks worden betaald.