Wikifin is een initiatief van de

Wikifin is een initiatief van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten. Lees meer over Wikifin.

woman-looking-shopping-list.png
Aangepast op

Wat is inflatie?

Op deze pagina

Inflatie is een algemene prijsstijging van goederen en diensten. Door inflatie kan je na verloop van tijd steeds minder kopen met hetzelfde bedrag in euro. Inflatie tast dus de waarde van je geld aan: het wordt steeds minder waard.

Een voorbeeld: in 2010 kostte een brood van 800 g 1,85 euro. Vandaag kost datzelfde brood 2,70 euro. Door de inflatie kan je vandaag met diezelfde 1,85 euro maar twee derde van een brood  kopen. Je 1,85 euro is dus minder waard geworden, en je koopkracht is gedaald.

Om van inflatie te spreken is het niet voldoende dat de prijzen van enkele goederen en diensten stijgen: er moet sprake zijn van een algemene prijsstijging.

De oorzaken van inflatie

Er zijn drie mogelijke oorzaken van inflatie:

Kosteninflatie. De prijs van een product kan stijgen wanneer de transport- of productiekosten toenemen. Bijvoorbeeld wanneer de energieprijzen (elektriciteit, gas, aardolie ...) de hoogte in gaan.  Om hun winstmarges te behouden, verhogen ondernemingen in die omstandigheden hun prijzen.

Bestedingsinflatie. Dit soort inflatie komt voor wanneer de vraag naar producten of diensten stijgt, en het aanbod niet op de stijgende vraag is afgestemd. Zolang de productie de vraag niet kan volgen, zal de prijs blijven stijgen.

Ingevoerde inflatie. Als de waarde van een munt daalt ten opzichte van andere belangrijke munten, leidt dat tot een prijsstijging van ingevoerde producten.

De gevolgen van inflatie

Gevolgen voor salarissen en  voor de sociale uitkeringen?

In België worden de lonen, werkloosheidsuitkeringen, pensioenen en bepaalde andere inkomens geïndexeerd. Ze worden met andere woorden aangepast aan de stijgende kosten van het levensonderhoud.  Het moment waarop ze worden aangepast varieert naargelang het statuut (werknemer, ambtenaar, gepensioneerde ...) en de sector.

Gevolgen voor zelfstandigen

Voor zelfstandigen kan inflatie een groter probleem vormen. Als zij de prijsstijging van goederen en diensten die zij zelf moeten betalen om hun goederen of diensten te produceren niet kunnen doorrekenen aan hun klanten, daalt hun winst.

Risico op een inflatiespiraal bij een te hoge inflatie

Bij een hoge inflatie worden de lonen afgestemd op de stijgende kosten van het levensonderhoud: ze worden geïndexeerd. Deze loonsverhoging kost ondernemingen geld. Om hun winstmarges op peil te houden, zullen zij hun prijzen optrekken. Zo komt er opnieuw een algemene prijsstijging van goederen en diensten, wat leidt tot een nieuwe indexering van de lonen, enzovoort. Dat is een inflatiespiraal.

Wat zijn de gevolgen van inflatie voor spaarders?

Inflatie vermindert de koopkracht van spaarders. In welke mate precies, kan je berekenen via onze inflatietool.

En voor wie een lening heeft?

Bij leningen met een vaste rentevoet heeft de inflatie vaak een gunstig effect. Meer informatie vind je hier.

Wie een variabele rentevoet heeft, zal een negatief gevolg ondervinden van de stijgende inflatie, omdat de intrestvoet op leningen waarschijnlijk zal stijgen.

FAQ over inflatie voor gevorderden

  • Inflatie heeft een rechtstreekse impact op ons dagelijks leven. We zijn immers allemaal consumenten en in meer of mindere mate spaarders of kredietnemers. Daarom houden de centrale banken de evolutie van het algemene prijspeil onder controle.

    In de eurozone is het Eurosysteem (de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van de lidstaten van de eurozone) belast met het behoud van de prijsstabiliteit door erop toe te zien dat de inflatie niet te sterk stijgt of daalt, en dat ze stabiel en voorspelbaar blijft. De doelstelling van het Eurosysteem is een inflatie van 2% op middellange termijn.

    Het gaat hier natuurlijk om een doelstelling en de voorbije jaren hebben we in België zowel een lagere als een hogere inflatie gekend.

  • De Europese Centrale Bank (ECB) kan de inflatie beïnvloeden door de basisrentetarieven bij te sturen. Dat zijn de rentevoeten waartegen centrale banken geld lenen aan commerciële banken. Bij een stijgende inflatie, zal de centrale bank de rentevoeten optrekken. Bij een te lage inflatie kan ze het omgekeerde doen.

    In het eerste geval zullen de banken die stijging doorrekenen aan de klanten. Daardoor wordt de vraag naar goederen en diensten van gezinnen en ondernemingen afgeremd. De gezinnen en ondernemingen gaan namelijk leningen aan om die goederen en diensten te financieren.

  • Waarom probeert de ECB om de inflatie op 2% te houden? Zou een deflatie, een algemene prijsdaling, niet gunstiger zijn?

    Ook al zou iedereen maar al te blij zijn mochten we in de toekomst minder moeten betalen voor dagelijkse consumptiegoederen, toch zou een algemene prijsdaling een zeer ongunstig scenario voor de economie vormen. Als consumenten hun aankopen uitstellen omdat ze vermoeden dat de prijzen nog meer gaan dalen, vertraagt de economische activiteit: gezinnen stellen hun aankopen uit, ondernemingen verkopen minder en werven geen nieuwe werknemers aan, of ontslaan zelfs personeel. De lonen beginnen te dalen, de reële waarde van de schulden stijgt en het wordt hoe langer hoe moeilijker om ze af te betalen. De banken worden terughoudender met het verstrekken van kredieten. Zo komen we in een ‘deflatiespiraal’.

    Een gematigde inflatie biedt verscheidene voordelen en is gunstig voor de economie:

    • Ze zet de consumenten ertoe aan eerder vandaag dan morgen goederen of diensten te kopen, en stimuleert zo de economisch groei.
    • Ze vermindert de schuldenlast, zowel voor gezinnen, ondernemingen als de overheid.
    • Ze moedigt gezinnen ook aan om hun beleggingen te diversifiëren en niet al hun geld op een spaarrekening te laten staan. Doen ze dat niet, dan daalt immers de koopkracht van hun spaargeld.
    • Ze zorgt ervoor dat ondernemingen geneigd zijn te investeren. Inflatie ontstaat onder andere omdat er meer vraag is dan productiecapaciteit. Bij een inflatie van 2% zullen ondernemingen slechts geleidelijk aan hun productievolume doen toenemen.
  • Een van de hoofddoelstellingen van het monetaire beleid van centrale banken is het handhaven van de prijsstabiliteit. Zo willen de centrale banken garanderen dat de inflatie laag, stabiel en voorspelbaar blijft. De Europese Centrale Bank (ECB) streeft bijvoorbeeld naar een inflatie van 2 % op middellange termijn.

    Als centrale banken de rentevoeten aanpassen die banken betalen (wanneer ze geld lenen van centrale banken) of ontvangen (wanneer ze geld storten bij centrale banken), beïnvloeden ze de rentevoeten die commerciële banken of andere kredietverstrekkers aan hun klanten aanrekenen.

    Als de inflatie stijgt, kunnen centrale banken beslissen om de rentevoeten op te trekken. Dat ontmoedigt klanten om geld uit te geven: geld lenen wordt immers duurder. Als gevolg daarvan neemt de vraag naar goederen en diensten in de economie af, dalen de prijzen en raakt de inflatie onder controle.

    Door de rentevoeten op te trekken als de inflatie hoog is, beïnvloeden centrale banken zowel het bedrag als de kosten van de leningen die klanten en ondernemingen kunnen krijgen. Ze beïnvloeden de financieringsvoorwaarden en het niveau van de economische activiteit in de EU, wat dan weer een impact heeft op de inflatie.

  • Inflatie kan ervoor zorgen dat je beleggingen minder winstgevend voor je zijn en dat je nu of in de toekomst minder inkomsten ter beschikking hebt uit de opbrengst van je beleggingen en je aanvullend pensioen.

    Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat, wanneer je je baan verlaat of je met pensioen gaat, het bedrag dat je in je pensioenpot hebt gespaard - hoelang je ook bijdragen hebt betaald - niet aangepast is aan het inflatiepercentage. Daardoor kan je koopkracht dalen.

    Als je, omdat je dadelijk geld nodig hebt, beslist om je levensverzekering vervroegd af te kopen, of om je betalingen voor een normale premie- of spaarproduct tijdelijk stop te zetten, zal je misschien boetes moeten betalen, of zal je minder inkomsten of spaargeld hebben tijdens je pensioen of op een later moment in je leven.

  • Inflatie kan een impact hebben op je verzekeringskosten (je premie), je verzekeringsdekking en de uitbetaling die je ontvangt voor een aanvaard schadegeval.

    Zo kan de premie van je autoverzekering bijvoorbeeld van het ene jaar tot het andere fors stijgen, met name door de veel hogere herstellingskosten.

    In bepaalde gevallen kan de inflatie een negatieve impact hebben op het bedrag dat de verzekering je uitbetaalt bij een schadegeval. Neem bijvoorbeeld je woningverzekering. Na een schadegeval is het mogelijk dat de uitbetaling die je in het kader van je verzekeringsovereenkomst ontvangt, ontoereikend is om de kosten te dekken voor het materiaal dat je nodig hebt om je huis of bepaalde delen ervan te herstellen of herop te bouwen.

  • De impact van inflatie en stijgende rentevoeten op de aandelenmarkt ligt niet voor de hand.

    De algemene prijsstijging van goederen en diensten kan een impact hebben op de winst van ondernemingen, en de koers van hun aandelen op de markt zo positief of negatief beïnvloeden. Voor retailbeleggers is dit moeilijk te voorspellen, omdat inflatie niet dezelfde impact heeft op de aandelenkoersen van alle ondernemingen.

    Bijvoorbeeld, omdat stijgende rentevoeten tot stijgende kapitaalkosten leiden, zal de koers van de aandelen van ondernemingen met een hogere schuldenlast mogelijk sterker dalen dan de koers van de aandelen van andere ondernemingen, als alle andere factoren constant blijven. Naast de schuldenlast kunnen ook ondernemingsgebonden factoren, sectorale trends, de politieke context, enz. de aandelenkoers beïnvloeden).

  • Je bezit misschien obligaties, staatsbons of kasbons. Je ontvangt dan:

    1. een periodieke vaste betaling tot de datum waarop de belegging op vervaldatum komt (coupon), en
    2. de terugbetaling van je oorspronkelijke belegging (nominale waarde) op vervaldatum.

    Inflatie heeft een impact op deze beleggingen. In tijden van inflatie ontvang je hetzelfde bedrag op vervaldatum, hoewel de koopkracht ervan is gedaald. Met hetzelfde bedrag koop je dus minder in tijden van inflatie.

    Voorbeeld: stel dat een obligatie met een looptijd van 3 jaar je jaarlijks 1000 euro oplevert. Door de inflatie kan je met die 1000 euro in het 3de jaar minder kopen dan in het 1ste en 2de jaar.