Om te bepalen wie je wettelijke erfgenamen zijn, worden verschillende regels gehanteerd:
Daarnaast zij er twee gevallen van ‘kloving’:
De regels om te bepalen wie de wettelijke erfgenamen zijn:
a) De orde van erfgenamen
De eerste regel is die van de orde van de erfgenamen.
Er bestaan vier ordes:
Eerste orde |
Tweede orde |
Derde orde |
Vierde orde |
Kinderen (ook buitenechtelijke en geadopteerde kinderen), kleinkinderen, achterkleinkinderen, …
|
Ouders, broers, zussen, halfbroers en halfzussen, en hun kinderen.
|
Grootouders en overgrootouders.
|
Ooms en tantes, neven en nichten, grootooms en groottantes, en hun kinderen.
|
De hogere orde sluit de lagere uit: zo sluit een erfgenaam in eerste orde een erfgenaam in tweede orde uit. Stel dat je zowel kinderen als broers en zussen hebt, dan erven enkel je kinderen omdat de eerste orde (kinderen) de tweede orde (broers en zussen) uitsluit.
De langstlevende echtgenoot behoort niet tot een van deze vier ordes. Voor de langstlevende bestaat een speciaal stelsel, want die echtgenoot erft enkel het vruchtgebruik. Dat komt vóór de erfrechten van de wettelijke erfgenamen: die erven enkel de naakte eigendom.
b) De graad
Naast de regel van de orde, moet je rekening houden met de regel van de graad. Die houdt in dat een erfgenaam die dichter bij de overledene staat, eerder erft dan een erfgenaam die verder van hem af staat. Als je zowel kinderen als kleinkinderen hebt (allen erfgenamen in de eerste orde), sluiten de kinderen de kleinkinderen uit.
c) De plaatsvervulling: wanneer één van jouw erfgenamen voor jou sterft
Als een van je erfgenamen vóór jou sterft, nemen zijn afstammelingen zijn plaats in in de erfopvolging. Bijvoorbeeld: als je zoon vóór jou sterft, erven zijn kinderen (jouw kleinkinderen) van jou in plaats van je zoon.
Voorbeeld
Paul heeft twee kinderen, Piet en Jacques. Piet heeft geen kinderen. Jacques heeft er twee, Eric en Thomas. Helaas sterft Jacques enkele jaren eerder dan zijn vader Paul. Op het ogenblik dat Paul overlijdt, wordt de regel van de plaatsvervulling toegepast en erven de kinderen van Jacques (Eric en Thomas) van hem. Ze krijgen het erfdeel dat Jacques zou hebben gekregen mocht hij nog hebben geleefd, namelijk de helft van het vermogen van Paul. De andere helft gaat naar Piet.
De kloving
a) als er geen erfgenamen in eerste of tweede orde zijn
Als je geen erfgenamen in eerste of tweede orde hebt, wordt je vermogen in twee gelijke delen verdeeld tussen de kant van je vader en die van je moeder. Dat heet ‘kloving’.
Voorbeeld
Je enige erfgenamen zijn twee neven aan vaderskant en één neef aan moederskant. Zonder kloving, zou ieder van hen een derde van je erfenis krijgen, aangezien ze allemaal tot de vierde orde behoren. Door de kloving krijgen je twee neven aan vaderskant samen de helft van je vermogen; de andere helft gaat naar je neef aan moederskant.
b) als de overledene halfbroers of halfzussen heeft
Je vermogen wordt gelijk verdeeld tussen de kant van je vader en die van je moeder.
Voorbeeld
Stel: je hebt een broer en langs moederskant heb je een halfzus. De helft van je vermogen gaat naar je erfgenamen langs vaderskant, in dit geval dus naar je broer. De andere helft wordt verdeeld onder je erfgenamen langs moederskant: je broer en je halfzus. Zo krijgt je broer drie vierden van je erfenis en je halfzus een kwart.