De leerlingen starten met een korte test waarin ze nagaan of ze krekel of mier zijn. Daarna worden de resultaten van deze test besproken en geanalyseerd. In een tweede deel gaan de leerlingen dieper in op hun aankoopgedrag en verschillende invloeden bij aankopen.
Aan de hand van een beperkt aantal gegevens maken de leerlingen een overzicht van de evolutie van de betaalmiddelen. Ze kunnen verklaren hoe het gebruik van geld evolueert doorheen de tijd. De leerlingen formuleren verklaringen over het gebruik van steeds andere betaalmiddelen.
De leerlingen maken kennis met 3 zeer verschillende spaar- en beleggingsproducten (spaarrekening, aandeel, staatsbon) en vergelijken deze financiële producten op vlak van rendement, risico en liquiditeit.
De leerlingen leren over financiële markten en verschillende beleggingsproducten: aandelen, obligaties, beleggingsfondsen. Ze analyseren gedetailleerde productfiches.
Door middel van een hoekenwerk/groepswerk leren de leerlingen de meest courante betaalmiddelen en nieuwe betaalmethoden kennen. Ze bespreken de eigenschappen alsook de voor- en nadelen hiervan.
De leerlingen starten met cijfers over jongeren en hun smartphones en gaan dieper in op prijzen van smartphones en telecomabonnementen. Ten slotte worden de eigenschappen van koppelverkoop bij smartphones besproken aan de hand van een kort rekeningvoorbeeld.
De leerlingen beoordelen uitspraken over diverse betaalmiddelen namelijk cash, de overschrijving, betaalkaart en raadplegen hiervoor betrouwbare bronnen.
Leerlingen brengen de rol van een bank in kaart aan de hand van informatie uit een stripverhaal en artikels. Aan de hand van de artikels ontdekken leerlingen ook de begrippen nominale en reële rente, geldcreatie en de rol van de centrale bank.
Eenvoudige probleemstelling waarbij de leerlingen nadenken over wat Alex van de menukaart kiest. Voor wie is het interessant om een menu of speciale promotie te kiezen dan wel om afzonderlijke gerechtjes te bestellen?