Als je je loonbrief doorneemt, merk je het meteen. Je hebt een brutoloon, wat je werkgever jou betaalt, en je hebt een nettoloon, wat uiteindelijk op je rekening komt. Tussen de twee zit een aanzienlijk verschil. Hoe komt dat? We fietsen er even door.
In groep brengen de leerlingen de financiële situatie van hun personages in kaart. Ze bezoeken een organisatie, maken kennis met diverse regelingen en tussenkomsten die op hun fictief personage van toepassing zijn en vragen antwoorden op een aantal relevante vragen i.v.m. de financiële situatie van hun personage. De leerlingen beoordelen de antwoorden die ze krijgen en stellen hun case voor aan de klas.
Aan de hand van een educatief spel leren de leerlingen spelenderwijs een startersbudget te beheren.
Er wordt verder ingegaan op verschillende types budgetposten.
Na het lezen van verschillende artikels gaan de leerlingen op zoek naar de voor- en nadelen van online shoppen en kopen in de traditionele winkel. Kunnen we concluderen dat één van de twee vormen van winkelen beter is dan de andere?
Leerlingen kunnen biljetten en muntstukken herkennen en er vlot mee werken. De leerlingen kunnen aankopen doen en weten welke briefjes en of geldstukken ze moeten terugkrijgen. De leerlingen ontdekken een aantal echtheidskenmerken van geld waardoor ze echt geld van vals geld kunnen onderscheiden.
Aan de hand van een kort stripverhaal brengen leerlingen inkomsten en uitgaven in kaart. Ze denken na over de inkomsten en de uitgaven van het personage en hoe ze dit kunnen aanpassen. Wat met hun inkomsten en uitgaven? Ze denken verder na over geldgedrag.
Leerlingen beantwoorden meerkeuzevragen over diverse financiële onderwerpen. Zo ontdekken ze meer over intrest, enkelvoudige en samengestelde intrestberekeningen, de spaarrekening, inflatie, beleggingsproducten, diversificatie, fraude …