Hoe worden de erfgenamen bepaald?
De orde van de erfgenamen
Er bestaan vier ordes:
Eerste orde |
Tweede orde |
Derde orde |
Vierde orde |
Kinderen (ook buitenechtelijke en geadopteerde kinderen), kleinkinderen, achterkleinkinderen … |
Ouders, broers, zussen, halfbroers en halfzussen, en hun kinderen |
Grootouders en overgrootouders |
Ooms en tantes, neven en nichten, grootooms en groottantes, en hun kinderen |
De hogere orde sluit de lagere uit. Zo sluit een erfgenaam in eerste orde een erfgenaam in tweede orde uit. Stel dat je zowel kinderen als broers en zussen hebt, dan erven enkel je kinderen omdat de eerste orde (kinderen) de tweede orde (broers en zussen) uitsluit.
De langstlevende echtgenoot behoort niet tot een van deze vier ordes. Voor de langstlevende bestaat een speciaal stelsel, want die erft ten minste van het vruchtgebruik.
De graad van verwantschap
Naast de orde, moet je rekening houden met de graad van verwantschap. Die houdt in dat een erfgenaam die dichter bij de erflater staat, eerder erft dan een erfgenaam die verder van hem af staat. Als je zowel kinderen als kleinkinderen hebt (allen in eerste orde), sluiten de kinderen de kleinkinderen uit.
De plaatsvervulling: als een van je erfgenamen vóór jou sterft
Als een van je erfgenamen vóór jou sterft, wordt zijn plaats in de erfopvolging ingenomen door zijn afstammelingen.
Bij voorbeeld als je zoon vóór jou overlijdt, dan nemen zijn kinderen (je kleinkinderen) zijn plaats in. Zij nemen de rechten van je zoon over.
Voorbeeld: Paul heeft twee kinderen, Piet en Jacques
Piet heeft geen kinderen. Jacques heeft er twee, Eric en Thomas. Jacques sterft enkele jaren eerder dan zijn vader Paul. Op het ogenblik dat Paul overlijdt, wordt de regel van de plaatsvervulling toegepast en erven de kinderen van Jacques (Eric en Thomas) van hem. Ze krijgen het erfdeel dat Jacques zou hebben gekregen mocht hij nog hebben geleefd, namelijk de helft van het vermogen van Paul. De andere helft gaat naar Piet.
Als de erflater geen erfgenamen in eerste of tweede orde heeft, wordt zijn vermogen in twee gelijke delen verdeeld tussen vaderskant en moederskant. Dat heet "kloving". Hetzelfde gebeurt als hij halfbroers of halfzussen heeft.
Voorbeeld: Je enige erfgenamen zijn twee neven aan vaderskant en één neef aan moederskant.
Zonder kloving zou ieder van hen een derde van je erfenis krijgen aangezien ze allen tot de vierde orde behoren. Door de kloving krijgen je twee neven aan vaderskant samen de helft van je vermogen. De andere helft gaat naar je neef aan moederskant.
Als de overledene halfbroers of halfzussen heeft, wordt zijn vermogen gelijk verdeeld tussen vaders- en moederskant.
Voorbeeld: Je hebt een broer en langs moederskant een halfzus
Als je sterft gaat de helft van je vermogen naar je erfgenamen langs vaderskant, in dit geval dus naar je broer. De andere helft wordt verdeeld onder je erfgenamen langs moederskant: je broer en je halfzus. Je broer krijgt dus drie vierden van je erfenis en je halfzus een vierde.
Opgelet: De langstlevende echtgenoot is vaak niet de enige erfgenaam! Ook met andere erfgenamen moet rekening worden gehouden bij de nalatenschapsverdeling.
Sinds de hervorming van het erfrecht in 2018, erft de langstlevende echtgenoot, als hij of zij in samenloop erft met een erfgenaam van de vierde orde, voortaan de hele erfenis in volle eigendom. De erfgenaam van de vierde orde erft helemaal niets meer. De regel van de kloving is niet meer van toepassing in dit specifieke geval.