Aan de hand van een kort stripverhaal brengen leerlingen inkomsten en uitgaven in kaart. Ze denken na over de inkomsten en de uitgaven van het personage en hoe ze dit kunnen aanpassen. Wat met hun inkomsten en uitgaven? Ze denken verder na over geldgedrag.
Aan de hand van eenvoudige berekeningen kunnen de leerlingen de eenheidsprijs, totaalprijs of de prijsverschillen bepalen. Ze berekenen ook hoeveel er uiteindelijk moet betaald worden.
Op basis van een korte video maken de leerlingen kennis met verschillende betaalmiddelen en denken ze na over welk betaalmiddel er in welke situatie best gebruik wordt.
De kinderen leren een budget te beheren en om keuzes te maken. Als aanvulling op het spel maken ze kennis met het budget van een overheid (Belgische of Vlaamse overheid) en staan ze stil bij de belangrijkste posten van dit budget en de manier waarop deze posten tot stand komen.
De leerlingen staan stil bij hun consumptiegedrag voor levensmiddelen. Ze vergelijken het consumptiegedrag voor levensmiddelen in hun eigen gezin met dat van gezinnen in andere landen verspreid over verschillende continenten. De leerlingen berekenen voor elk gezin de wekelijkse kostprijs van de voorgestelde producten en vergelijken deze budgetten. De leerlingen maken hiervoor gebruik van de foto’s.
De leerlingen kiezen uit een overzicht van betaalmiddelen één of meerdere betaalmiddelen die kunnen gebruikt worden voor een specifieke aankoop. Ze houden bij hun keuze rekening met bepaalde voor-en nadelen en risico's van die betaalmiddelen.
Op basis van het verhaal “De pen van Julie” begrijpen de leerlingen het verschil tussen een behoefte hebben aan iets en zin hebben in iets. Er wordt een gesprek rond aankoopgedrag gestart: is het nodig om elk Jaar een nieuwe pen te kopen?