Het is belangrijk om het onderscheid tussen sparen en beleggen goed voor ogen te houden.
Sparen is een reserve, een buffer aanleggen voor al dan niet voorziene uitgaven. Hoe groot die reserve moet zijn, hangt af van je persoonlijke situatie. We raden aan om een reserve aan te leggen van drie- tot zesmaal je maandelijkse netto-inkomen.
Een reserve moet onmiddellijk beschikbaar zijn en hoewel wat rendement altijd mooi meegenomen is, neem je er best geen enkel risico mee. Een spaarrekening is dan ook bij uitstek geschikt in dit geval. Besef wel dat de inflatie de waarde van je spaarreserve op langere termijn kan aantasten.
Beleggen doe je met geld dat je niet meteen nodig hebt en waarmee je wat meer rendement wil behalen dan met een spaarrekening. Er bestaat een ruime waaier aan beleggingsinstrumenten: kasbons, staatsbons, obligaties, aandelen en nog een hele reeks andere instrumenten. Waarvoor je ook kiest: het is essentieel dat je eerst voor jezelf uitmaakt hoeveel risico je wenst te nemen met je geld en hoelang je het uiteindelijk kan missen. Streef naar een goede risicospreiding en hou een realistische beleggingshorizon voor ogen.